De Redenrijkers die een soort van Dichters, en toneelspelers tevens schijnen geweest te zijn, maakten in Holland onder het blaaken der Hoeksche en Kabeljaauwsche oneenigheden bijtende dicht en toneelstukken, welken zij zongen of ten toneele voerden: Filip van Burgundien de Goede genaamt, verbood reeds op den 28 April 1445, dat zulks niet meer zoude mogen geschiedden1. In de voornaamste Stede van de Nederlanden waren echter genootschappen van de Redenrijkers. Tijde van het begin der hervorming hier te lande schroomde dezelven niet in openbaare of zedelijke toneelspelen den volke de gebreeken der Kerkelijken te vertoonen, en te gelijk de onredelijkheid der vervolging om den Godsdienst aan te wijsen, het welk bij het gemeen greetig aangehoord, en geloofd werd2. De grooten zagen niet ongaarn dat de aanhang des Kardinaals van Granville hier door verswakt werd, en begunstigden onder de hand of openlijk de hervormden. In Holland werd dit echter door het Hof verboden3. Van den Oorsprong der Redenrijkers alhier vind ik niets vermeld. De kundige Heer Willem Kornelis Ackersdijk geheimschrijver deezer Stad heeft in een vertoog over de geschiedenis der Redenrijkers in de Stad en Meijerije van 's Hertogenbosch4 aangetoond, dat er binnen de Stad drie Redenrijks Kamers waren, het welk voor het lezen van dat vertoog mij onbetwist was, doch bij nader onderzoek waar bevonden heb. | 689 |
Noten | |
1. | Schriverus Toetsteen op het Goudsche Kronijkje Bladz: 273 |
2. | Hooft Nederlandsche Historie Boek I Bladz: 36 |
3. | Wagenaar Vaderlandsche Historie Deel VI Bladz: 71 |
4. | Geschiedenis der Redenrijks Kamers binnen de Stad en Meijerije van 's Hertogenbosch Bladz: 216 en 221 In de tweeden Proeve van Oudheid Taal, en Dichtkunde te Utrecht 1782 gedrukt |
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 689-694